U bent hier
Gemeenteraad februari 2015
Voorstel verlaging aanvullende belasting op de personenbelasting (Nicole Smets)
Vraag om toelichting bij vooropgestelde verhouding 60/40 (Nicole Smets)
Organisatie van de Kinderopvang (Mia Belmans)
Signalisatie Rondplein (Mia Belmans)
Onderscheid bijscholing - opleiding (Mia Belmans)
Retributie voor de vreemdelingen (Andre Verbeke)
Gelieve het beleid i.v.m. de bladkorven bij te stellen a.u.b. (Koen Dillen)
Ban de verkoop van alcohol aan jongeren (Koen Dillen)
Is men geland met de commissie kernversterking? (Koen Dillen)
Digitale communicatie (Wendy Soeffers)
Platanen in de Slachthuisstraat (Jan Vangheel)
QR-code bij de bushaltes (Jan Vangheel)
Waar bleef het huisvuil van 829 gezinnen? (Jan Vangheel)
Voorstel verlaging aanvullende belasting op de personenbelasting (Nicole Smets)
Raadslid Smets (N-VA) heeft een oplijsting gemaakt van de percentages die van toepassing
zijn in de omringende buurtgemeenten. Daar ziet men dat Mol toch wel vrij hoog zit, men
is de 3e hoogste in rij. Om burgers en ondernemers aan te trekken stelt de N-VA-fractie
voor om deze belasting te verminderen naar 7 %. Men ziet in andere gemeenten dat dit
haalbaar is. Zij heeft zich weer vastgepind op de cijfers van het MJP. In haar oefening, als
ze ziet dat er minder inkomsten gaan binnenkomen en zij reflecteert dat in die cijfers, moet
er wel een mogelijkheid bestaan om die belastingen naar beneden te krijgen om op die
manier Mol wat aantrekkelijker te maken. Zij moet misschien nog rekening houden met
andere factoren, maar dan zou ze dat graag vernemen. Staat de gemeente open voor dit
voorstel en kan er dan eventueel op de volgende gemeenteraad over gestemd worden?
Schepen Van Rompaey (CD&V) merkt op dat dit eigenlijk het debat is dat men ook in
december gevoerd heeft. Hij vindt het spijtig dat het raadslid in haar vraag maar 1 tabel-
letje gemaakt heeft van de vergelijking. Zij is vergeten om er nog een tweede kolom naast
te zetten, nl. de vergelijking onroerende voorheffing, en een derde kolom, nl. de verge-
lijking afvaltarieven. Dat zou een beter overzicht geweest zijn. Het raadslid heeft dat niet
gedaan, dus gaat hij dat in haar plaats doen. Maar om te beginnen wil hij bij de tarieven
van de personenbelasting aangeven dat hij hoopt dat het raadslid Mol niet gaat vergelijken
met gemeenten zoals Dessel, Retie of Arendonk - met alle respect voor die gemeenten -
waar het ambitieniveau van de culturele en sportieve infrastructuur misschien op een iets
lager pitje staat. Mol is een centrumgemeente en dat brengt extra uitgaven met zich mee.
Men doet die heel graag, maar dat heeft natuurlijk ook wel een bepaalde kostprijs. Als men
fiscale vergelijkingen wil maken, stelt hij voor dat men appels met appels vergelijkt, en niet
appels met peren. Als men in fiscaliteit appels met appels wil vergelijken, vergelijkt men
best met de clusters die door Belfius bepaald zijn en die aangeven wat de vergelijkbare
gemeenten van dezelfde grootte en met hetzelfde centrumgehalte van fiscaliteit zijn. Als hij
die vergelijking maakt heeft Mol een tarief personenbelasting van 7,7 %. Het gemiddelde
van de vergelijkbare gemeenten is 7,8 % en ligt dus hoger. Voor de onroerende voorhef-
fing heeft Mol 1.200, en het gemiddelde van de vergelijkbare gemeenten is 1.491. Wat de
onroerende voorheffing betreft, wil hij ook gerust de vergelijking met de buurgemeenten
maken. Mol: 1.200, Arendonk: 1.400, Retie: 1.275, Meerhout: 1.450, Balen: 1.400,
Lommel: 1.300, Turnhout: 1.450. Allemaal hoger dan in Mol. Hij kan zo nog verder gaan
met de afvaltarieven. Mol: 36 euro/jaar, Geel: 61 euro/jaar en Turnhout: 66 euro/jaar. Het
gemiddelde tarief van de Kempen is 57 euro/jaar. Met vergelijkingen kan men alles bewij-
zen en dat heeft hij bij deze ook proberen te doen. Men moet natuurlijk naar het globale
plaatje kijken, en het globale plaatje is een evenwichtig geheel van verschillende bestand-
delen. Het raadslid pikt er daar 1 uit, maar hij denkt dat men naar het globale plaatje moet
kijken en niet daar 1 moet uitpikken. Om concreet te antwoorden op de vraag van het
raadslid, deelt de schepen mee dat hij aan de financieel beheerder gevraagd heeft om het
voorstel van het raadslid via de computer te becijferen. Daar rollen dan toch wel andere
cijfers uit dan hetgeen het raadslid aanhaalt. Hij stelt voor om dat in de volgende dagen
samen met het raadslid en met de financieel beheerder te bekijken. Het raadslid zegt dat
men met haar voorstel zou eindigen op een autofinancieringsmarge in 2019 van
300.000 euro. Volgens de financieel beheerder zou men dan nog ongeveer 100.000 euro
positief zitten. In 2018 zou men zelfs negatief, op -21.000 euro, eindigen. Dat is een
systeem dat bijgevolg niet kan werken. Wat is het verschil? Dat is waarschijnlijk dat indien
men de belastingen verlaagt, men in tussentijd meer moet gaan lenen, om de gemeente te
financieren, en dat die leningskost niet mee zit verrekend in het voorstel van het raadslid,
terwijl die wel verrekend zit in het systeem van de gemeente. Los van die technische bere-
keningen - nu valt hij wel in herhaling met hetgeen hij in december gezegd heeft - heeft
men een autofinancieringsmarge die een bepaalde buffercapaciteit heeft. Is die buffercapa-
citeit nodig? Men denkt van wel, omdat er heel veel onbeantwoorde vragen zijn. Wat zijn
deze vragen, die vandaag niet financieel vertaald zijn in het financieel MJP? M.b.t. de
brandweerhervorming is het een zeer groot vraagteken welk factuur aan onze gemeente zal
worden overgemaakt. Het van gesco’s, de worden -
bouwd. Het verhaal van de sectorale subsidies, waar de gemeente minder zal krijgen. De
effecten van de economische crisis op de fiscale ontvangsten. Gaan die blijven stijgen of
gaat men daar een weerbots krijgen of niet? De effecten van de federale maatregelen op
die fiscale ontvangsten. Dat zijn allemaal onzekerheden die de gemeente ertoe aangezet
hebben om toch wel een bepaalde buffer te voorzien, zodanig dat men in de loop van deze
legislatuur tegen een stootje kan en dat men niet bij de minste problemen zware belang-
rijke maatregelen zou moeten nemen. Men heeft hier in december een budget en een MJP
voorgelegd waarin men gelooft. Hij denkt niet dat men nu zo maar plotseling 1 miljoen be-
lastingverlaging kan doorvoeren met het verhaal dat men toen gebracht heeft.
Raadslid Smets denkt dat al die opgesomde vergelijkingen niet zo belangrijk zijn. Zij had
het specifiek over de aanvullende belasting op de personenbelasting. Zij wil graag die oefe-
ning mee bekijken.
Schepen Van Rompaey deelt mee dat men het raadslid zal uitnodigen.
De burgemeester had zich niet voorgenomen om tussen te komen, maar hij gaat dat toch
doen. De laatste weken is er een zeer mooi en boeiend programma op TV met de naam
Nicolaas. Dat doet hem een beetje aan Nicole denken, want hij vindt de goocheltrucs van
betrokkene bijna even straf. Hij vindt dat men er in de gemeenteraad allemaal is om de ge-
meente te promoten. Maar het raadslid vindt dat blijkbaar niet belangrijk. Hij zag het
raadslid ook neen knikken toen schepen Van Rompaey de cijfers opsomde. Naast Belfius
bestaat er nog een andere bron, nl. de cijfers van het agentschap Binnenlands Bestuur.
Daar gaat men toch niet aan twijfelen? Hij leidt daaruit af dat de vergelijking die het
raadslid maakt, een vergelijking is uit de losse pols met omliggende gemeenten. Maar er is
een verschil tussen een regiogemeente en een andere. Als men binnen de werking van
VVSG met de 22 of 23 regiosteden samenkomt, wordt ook door VVSG erkent dat men als
regiogemeente of regiostad opdrachten vervult die niet alleen voor de eigen gemeente gel-
den, maar ook voor de regio. Het raadslid meent dat de vergelijking niet belangrijk is, maar
die is wel heel belangrijk. Hij wil nog een paar cijfers toevoegen. Dat sluit aan bij het fis-
caal en financieel verhaal van het raadslid. De schepen heeft de personenbelasting al toe-
gelicht, evenals de opcentiemen. Het raadslid vindt dat niet belangrijk, maar hij vindt dat
als men vaststelt dat in de cluster van de regiosteden het gemiddelde bijna 1.500 is en het
gemiddelde van Vlaanderen 1.393 bedraagt, men met veel fierheid mag zeggen dat in Mol
dat getal op 1.200 ligt. Als men de uitgaven bekijkt per inwoner, en men heeft gesproken
over werkingskosten, en dat voor de cluster 1.550 is en voor het gemiddelde van
Vlaanderen 1.717 is, dan mag men er in Mol fier op zijn dat men op 1.383 zit. Als men het
heeft over de financiële schuld per inwoner en in de cluster is dat gemiddeld 1.199, en voor
Vlaanderen 1.245, dan mag men er in Mol bijzonder fier op zijn dat men op 893 zit. Als
men het heeft over een rioleringsgraad die voor Vlaanderen 80 % bedraagt, mag men er in
Mol fier op zijn dat dit in Mol 92 % is. Als men het over sportinfrastructuur per 1.000 inwo-
ners heeft, dan is de factor voor het Vlaams gewest en voor de cluster 3,5 en voor Mol is
dat 6. Daar mag men bijzonder fier op zijn. Als men het over het aantal plaatsen in de
residentiële ouderenzorg per 1.000 inwoners heeft, dan is het gemiddelde in Vlaanderen
73,3, voor de cluster 72,9 en voor Mol is dat 81,3. Hij zou zo nog een tijd kunnen
doorgaan. Men kan de cijfers gerust nakijken, want dat zijn cijfers die uit een zeer
onverdachte bron komen, nl. van het Vlaams Binnenlands Bestuur. Het raadslid vindt die
cijfers niet zo belangrijk, maar dat is wel belangrijk. Dat is de essentie. Als men cijfers
geeft moet men ten behoeve van de promotie van de gemeente correcte cijfers geven,
want dat is belangrijk. Als men zegt dat men burgers en ondernemers moet aantrekken,
gaat men dat niet doen met de cijfers die het raadslid geeft, maar wel door het brengen
van een volledig verhaal.
Raadslid Smets denkt niet dat zij in de positie is om cijfers te geven. Zij doet hier een voor-
stel, en dat mag toch als oppositiepartij. De burgemeester vergelijkt haar met een gooche-
laar, maar zij vindt dat op dit ogenblik de gemeente best naar zichzelf kijkt omdat ze zelf
goochelaar is. Goochelaar met cijfers, waardoor het voor een oppositiepartij totaal niet mo-
gelijk is om te kijken hoe het verhaal verder gaat. Zij hoeft geen cijfers neer te leggen. Er
is een voorstel van de N-VA, omdat haar fractie het zo ziet op basis van de cijfers die de gemeente
doorgeeft. Zij moet die niet verder uitwerken. Zij vraagt enkel of het voorstel dat
zij doet haalbaar is of niet. Zij moet hier niet uitgemaakt worden voor goochelaar, want dat
vindt zij echt niet gepast. Zij is gewoon de stem van de Molse burger.
De burgemeester merkt op dat hij gewoon cijfers geeft en hij heeft de indruk dat het raads-
lid er precies moeite mee heeft om die te aanvaarden. Maar met het voorstel steunt men
ergens op. Het is natuurlijk heel gemakkelijk voorstellen te formuleren om de belastingen
te verminderen. Maar het uitgangspunt moet juist zijn. Het raadslid doet een voorstel op
basis van cijfermateriaal, dat door de schepen voor een stuk wordt weerlegd op basis van
een vergelijking met omliggende gemeenten. Hij wil die vergelijking correcter doortrekken.
Raadslid Smets merkt op dat het niet aan haar is om die vergelijkingen te trekken.
De burgemeester neemt toch aan dat de tekst die op de agenda staat van het raadslid is.
Raadslid Smets stelt dat die cijfers van de gemeente komen.
De burgemeester zegt dat het raadslid een voorstel doet en dat zij dit voorstel motiveert.
Die motivering wordt weerlegd.
Raadslid Smets vraagt gewoon of het haalbaar is wat zij voorstelt, of het kan uitgewerkt
worden. Zij weet dat er ooit andere partijen geweest zijn die ooit dat voorstel op tafel heb-
ben gelegd in een veel minder goede financiële situatie van de gemeente. Als haar partij
ziet dat er misschien eventueel marge is, mag men dat voorstel toch doen.
De burgemeester antwoordt dat het geen enkel probleem is dat men dat voorstel doet.
Maar als men vergelijkingen maakt met omliggende gemeenten, moet men die volledig ma-
ken. Het is toch correct dat men alles volledig vergelijkt.
Raadslid Verbeke (N-VA) denkt dat men de vergelijking dan ook moet durven doortrekken.
Hetgeen de burgemeester nu aanhaalt zijn inderdaad de cijfers waar Mol goed uit komt.
Als men het dan bv. over leegstand gaat hebben, zijn die cijfers al wat minder goed. Men
kan zo een hoop andere zaken gaan aanhalen waar Mol minder goed in scoort. Dit was ge-
woon een technische vraag of daar marge voor is. Uiteindelijk heeft men een correct ant-
woord gekregen. Er wordt voorgesteld om samen te gaan kijken hoe die berekening kan
gemaakt worden. Dat is al wat er gevraagd wordt, en die verwijzing naar een goochelaar
hoeft daar dus echt niet bij. Dat trekt op niets.
De burgemeester meldt dat raadslid Verbeke het bundel van Binnenlands Bestuur helemaal
mag doornemen.
Vraag om toelichting bij vooropgestelde verhouding 60/40 (Nicole Smets)
Raadslid Smets (N-VA) deelt mee dat haar vraag handelt over de vooropgestelde verhou-
ding van de besparingen en de extra inkomsten die voorzien werden bij de voorstelling van
het MJP eind 2013. Toen werd er gezegd dat er 60 % moest bespaard worden. Er was
sprake van 2 miljoen euro per jaar dat dit zou voorstellen. 40 % zou extra binnen komen
onder de vorm van belastingverhogingen, parkeergelden, afvalfacturen, … Ondertussen zijn
de cijfers van 2014 gekend. Zij vermoedt dat er wegens de verschillende inkohieringster-
mijnen nog wel enkele cijfers niet helemaal gekend zijn. Destijds, bij de voorstelling van
het ontwerp was er sprake van het bevriezen van de werkingskosten. 2012 zou daarvoor
het referentiejaar zijn. In 2012 bedroegen de exploitatieuitgaven 39.979.385 euro, terwijl
we in de actualisering van het MJP, dat in december 2014 werd voorgelegd, een totale
exploitatieuitgave zien van 41.175.972 euro. Zij heeft de cijfers opgenomen zoals ze voor-
gesteld zijn. Als men de exploitatieuitgaven van 2012 naar 2014 vergelijkt, stelt men een
stijging van 3 % vast. Als men dat in globaliteit bekijkt komt dat neer op een gemiddelde
jaarlijkse stijging van 6,3 %. Dan dalen dankzij de indexsprong de budgetcijfers van de
lonen nog met 880.000 euro. D.w.z. dat zonder deze indexsprong er nog hogere uitgaven
zouden zijn. Als men de exploitatieuitgaven bekijkt zonder de personeelskosten - omdat dit
een rubriek is die niet altijd kan vastgelegd worden - stelt men een stijging in de uitgaven
vast van 5,60 % in 2014, 5,30 % in 2015, 12,35 % in 2016, 16 % in 2017, 22,69 % in
2018 en 24,68 % in 2019. Is er ondertussen afgetoetst of de vooropgestelde verhouding
60/40 in de lijn van de verwachtingen ligt? Indien het gestelde doel niet werd behaald,
worden hiervoor dan de nodige maatregelen getroffen om het doel wel te bereiken?
Welke? Hoe zit de verhouding op dit ogenblik? Kan dit aangetoond worden met concrete
cijfers, welke we eveneens terugvinden in het geactualiseerde MJP? Haar fractie zou het
appreciëren dat ze konden opvolgen of dit effectief afgetoetst wordt.
Schepen Van Rompaey (CD&V) geeft vooraleer te antwoorden op de vragen van het raads-
lid aan dat de percentages die het raadslid in haar inleidende tekst aanhaalt, ofwel niet juist
zijn, ofwel een verklaring hebben. De lezer zou de indruk kunnen hebben, zeker als men op
het einde van de legislatuur ziet dat sommige kosten met 22 of 24 % stijgen, dat er iets
aan de hand is. Dat is het debat dat men op de gemeenteraad van december gevoerd
heeft over het budget. Toen werd dit allemaal in detail besproken. De grootste investering
van deze legislatuur, zijnde het zwembad, is uit de investeringen gehaald en is via een sub-
sidie in de exploitatie gekomen. Dat verklaart waarom er op het einde van de legislatuur
zich een sterke stijging voordoet in de exploitatie. Terwijl die vorig jaar in de investeringen
zat, zit deze vanaf 2017 in de exploitatie. De stijging in 2016 t.o.v. 2015 geeft ook een ver-
tekend beeld. Ten eerste kent men een verhoogde subsidie voor de politiezone, voor het
nieuwe gebouw. Ten tweede gaat een vergelijking met 2015 absoluut niet op, omdat in
2015 een eenmalige terugstorting is opgenomen van het OCMW van 1 miljoen euro, die alle
vergelijkingen mank doet lopen. In het schema haalt het raadslid de rekeningcijfers door
elkaar met budgetcijfers. Dat is altijd gevaarlijk, omdat rekeningcijfers altijd beter zijn dan
budgetcijfers. Op de financiedienst heeft hij de cijfers van de laatste 3 jaar opgevraagd.
2014 is nog niet volledig af, maar wordt stilaan gefinaliseerd. Hij treft hier toch wel een
ander beeld aan dan het beeld dat het raadslid schetst in de vraagstelling. Hij neemt de
post ‘goederen en diensten’, want als men gezegd heeft dat men het gaat bevriezen, geldt
dit alleen voor deze post en niet voor de globaliteit van de werkingsuitgaven. Voor
‘goederen diensten’ men eu ro uitgegeven in 2012. In 2013 was dat
9.343.000 euro. Dat is een stijging van 3,4 %. Voor 2014 verwacht men 9.330.000 euro.
Dat is minder dan in 2013. Men zit hier met een lichte stijging die perfect kan verklaard
worden. Men heeft destijds ook al gezegd dat er een aantal kosten zijn die niet in de te
bevriezen uitgaven zitten. Bv. alles wat energiekosten betreft. De kostprijs daarvan is iets
wat men niet in de hand heeft. Op langere termijn kan men daar wel naar werken, maar
op korte termijn is dat een gegeven dat men maar te ondergaan heeft. Dat is 1 vb. van
een uitgave die buiten die te bevriezen kosten zit. Hij denkt dat men met een stijging van
3,4 % en een status quo in 2014 t.o.v. 2013, toch wel zeer goed scoort, en beantwoordt
aan de vooropgezette doelstelling. Hij zal nu concreet antwoorden op de vragen van het
raadslid. Op de vraag of er afgetoetst werd of de verhouding 60/40 - 60 % in de daling van
de uitgaven en 40 % in de stijging van de ontvangsten - in de lijn der verwachtingen ligt,
antwoordt hij bevestigend. Op de vraag of indien het gestelde doel niet werd behaald er
maatregelen genomen worden, antwoordt de schepen dat het doel gehaald is, en dat er
geen bijkomende maatregelen moeten genomen worden. Op de vraag hoe de verhouding
op dit ogenblik zit, antwoordt de schepen dat dit een moeilijke vraag is, omdat de cijfers
van 2015 veel wijzigingen hebben ondergaan t.o.v. de cijfers van 2012. Men zal waar-
schijnlijk eerst een halve dag moeten discussiëren over wat men mee in die vergelijking zal
steken. Hij verwijst naar de budgetwijziging van vorig jaar, waar men 700.000 lucht van de
personeelsuitgaven uit het personeelsbudget getrokken heeft. Dat mag in zijn ogen al niet
mee in de vergelijking van het raadslid zitten, want die lucht zat er vroeger ook in. Samen
met de dienst heeft hij gekeken naar het pakket van maatregelen, 3,5 miljoen euro die in
2013 beslist zijn, om te zien wat daarvan op het spoor zat en wat niet op het spoor zat. In
december heeft men aangekondigd dat men 2 zaken niet gaat doen, nl. de belasting op de
economische entiteiten en de belasting op de onbebouwde percelen. Daarover heeft hij
toelichting gegeven op de gemeenteraad van december. Dat zijn ontvangsten voor een be-
drag van 175.000 euro die men dus niet zal halen. Maar de rest zit op het spoor. Als hij
die er even uittrekt, is dat een marginaal verschil van ongeveer 2 %. Dat is de impact van
die 2 nieuwe belastingen die niet zullen doorgaan. De conclusie is dat men de vooropge-
stelde doelstellingen haalt en dat men op die manier verder werkt.
Schepen Celen (sp.a) antwoordt wat personeel betreft, de doelstelling geweest is om 1 op 2
personeelsleden niet te vervangen. Hij heeft hiervan een momentopname van 31 december
2014. Daaruit blijkt dat er 21 mensen uit dienst zijn gegaan in 2014, en dat men op dat
ogenblik 9 mensen in dienst heeft genomen. Men voldoet dus voor wat het personeel be-
treft aan de vooropgestelde doelstelling. Het is moeilijk om zo’n momentopname te doen,
omdat er bv. geen rekening mee gehouden wordt dat er op dat moment bepaalde vaca-
tures zijn. Op elk moment van het jaar zijn er mensen die uit dienst gaan of die in dienst
komen.
Raadslid Smets vindt de antwoorden op haar vragen een beetje tegenstrijdig. Op haar
eerste vraag krijgt ze als antwoord dat het afgetoetst is en dat de doelstelling behaald is.
Op haar derde vraag over hoe de verhouding op dit ogenblik zit, antwoordt men dat dit een
moeilijke vraag is. Haar fractie wil niet meer dan een beetje transparantie krijgen in die
cijfers, zodat men kan volgen als er bv. gezegd wordt dat de doelstelling 60/40 is, dat iets
een investering is die er uit getrokken wordt en dat dit dan in de exploitatie zit. Dat zal
allemaal wel waar zijn, maar dat is heel moeilijk te volgen als men effectief de oefening wil
maken. In december is het MJP voorgesteld, maar in december zijn de cijfers van 2014 niet
helemaal bekend. Zij heeft de vraag over de verhoudingen ook gesteld aan de betrokken
diensten. Daar hebben ze haar het antwoord gegeven dat op dit moment die verhouding
op 65/35 zit. Zij denkt dat het vrij gemakkelijk is om als bestuur te zeggen dat men een
doelstelling stelt en welke de verhouding is die men er heeft opgeplakt, en dat voor te stel-
len aan alle raadsleden om te zien of die doelstelling behaald wordt. Nu moeten de raads-
leden er vanuit gaan dat dit inderdaad zo is. Zij zegt ook niet dat het niet is, maar men kan
het niet echt terugvinden in de cijfers en dat is jammer.
Schepen Van Rompaey merkt op dat men nooit met de cijfers van nu de oorspronkelijke
doelstelling van 2013 kan vertaald zien. De enige correcte werkwijze is volgens hem het
vb. dat hij gegeven heeft. Men heeft geen indicatie dat men bij de andere besparingsmaat-
regelen en de andere nieuwe ontvangsten achter zou zitten op het schema. Voor afval ziet
men dat dit iets meer tijd zal vragen, maar dat zit in de goede richting. Uiteindelijk zijn er
in gans dit verhaal maar 2 zaken die niet doorgaan. Als het raadslid vraagt om dat aan te
tonen in de rekening die hier binnenkort wordt voorgelegd, dan is dat een moeilijke opgave,
omdat in die rekening veel zaken zitten die niets te maken hebben met het verhaal dat men
in 2013 hier heeft gebracht, maar die wel een impact hebben op de cijfers. Het raadslid
geeft correct zelf het voorbeeld van het zwembad, dat is beslist beleid. Door de manier
zoals voorzien in het budget, waarin men duidelijk voor een PPS-verhaal gaat, krijgt dat een
andere financiële vertaling dan wanneer de gemeente dat als investering gaat doen. Hij
merkt op dat men duidelijk dezelfde bekommernis heeft. Ook vanuit het beleid is het van
belang dat men dat voortdurend bewaakt dat men binnen die lijn blijft. Ook hier zoekt men
naar het juiste systeem. Maar de vertaling tot op cijferniveau van een rekening of een bud-
get zal heel moeilijk zijn.
Raadslid Smets stelt dat als de cijfers gekend zijn en men een situatie 2012 heeft en men
vanaf daar begint met bepaalde doestellingen en verdeelsleutels op te maken, de oefening
volgens haar niet zo moeilijk te maken is als de cijfers van 2014 gekend zijn. Zij kan zich
niet voorstellen dat die oefening moeilijk is, omdat effectief gezegd welke de verdeelsleutel
is die men daarin ziet. Haar fractie vraagt gewoon om dat aan te tonen.
Schepen Van Rompaey stelt voor om daar op terug te komen als de rekeningcijfers gekend
zijn.
Organisatie van de Kinderopvang (Mia Belmans)
Raadslid Belmans (N-VA) zegt dat het een algemeen gekend probleem is dat er een tekort
is aan kinderopvang. Zij veronderstelt dat het er ook niet altijd even druk is en dat er piek-
en dalmomenten zijn. Welke zijn die dalmomenten en wat kan er binnen die dalmomenten
gebeuren naar zinvolle initiatieven?
Schepen Deckx (sp.a) vraagt wat het raadslid exact bedoelt met dalmomenten. Gaat zij er
vanuit dat bv. begeleidsters op een bepaald moment niets omhanden hebben of wat moet
zij uit de vraag van het raadslid afleiden?
Raadslid Belmans neemt aan dat woensdagnamiddag een piekmoment is en dat een don-
derdagvoormiddag een dalmoment is. Het gaat ook over kinderopvang en niet alleen over
de naschoolse opvang.
Schepen Deckx kan alleen een antwoord geven over de buitenschoolse opvang. Door het
feit dat men het inschrijfsysteem gelanceerd heeft, weet men perfect - zowel tijdens de va-
kantie als tijdens het schooljaar - voor-, naschools en op woensdagnamiddag - hoeveel kin-
deren er naar de kinderopvang gaan komen, zodanig dat men de personeelsvereiste daar
volledig op kan afstemmen. Dat is 1 van de hele grote voordelen van het inschrijfsysteem
zoals het momenteel functioneert. Men heeft op bepaalde momenten te maken met meer
vraag, maar daar kan men niet echt een lijn in trekken. Dat verschilt van dag tot dag en
ook van opvang tot opvang. Dankzij het systeem kan men dat natuurlijk wel volledig in-
schatten en weet men wat er afkomt. Voor de kinderopvang moet zij de vraag doorgeven
aan schepen Celen, aangezien zij alleen bevoegd is voor de buitenschoolse opvang. Zo had
zij die vraag ook begrepen. Zij hoopt dat ze voldoende informatie gegeven heeft over dit
onderdeel.
Schepen Celen (sp.a) antwoordt wat betreft het kinderdagverblijf, dat daar uiteraard ook
piek- en dalmomenten zijn. In het Molleke zijn er maar de plaatsen die er zijn, meer kinderen kunnen er niet terecht. Dat heeft zich vertaald in een aantal andere initiatieven. Naast
het Molleke, dat vanuit de gemeente ontstaan is, zijn er intussen ook enkele nieuwe kinder-
dagverblijven bijgekomen. Dat is een gevolg van het feit dat de vraag stijgt. Naar de toe-
komst toe zal men daar ook rekening mee moeten houden.
Raadslid Belmans vraagt of er dalmomenten zijn binnen de kinderopvang.
Schepen Celen verduidelijkt dat er kinderen zijn die bv. voor 3 dagen gebracht worden en
die voor 2 dagen een andere oplossing hebben. Dat zijn niet altijd dezelfde kinderen. Wat
het Molleke betreft wordt dat netjes aangevuld.
Signalisatie Rondplein (Mia Belmans)
Raadslid Belmans (N-VA) deelt mee dat wat de signalisatie op het Rondplein betreft, er
ondertussen hard gewerkt is. Er is daar zeker een gedeeltelijke vooruitgang geboekt, maar
toch blijven mensen parkeren op stroken waar er niet mag geparkeerd worden. Daarom
vraagt zij of het mogelijk is om dat nog duidelijker aan te geven en indien nodig op te tre-
den. Zij gaat er vanuit dat er op het Rondplein een probleem is. Als er niet staat dat men
er niet mag parkeren, gaan mensen daar staan. Nu is wel aangegeven hoe men moet rij-
den, waar men naar rechts kan, … maar er staat niet ‘hier mag men niet parkeren’. Vol -
gens haar is dat daar een beetje het probleem.
Schepen Schoofs (Open Vld) meent dat het raadslid een juiste analyse maakt. Er is hard
gewerkt, dat is een goede vaststelling. Er is geprobeerd om de signalisatie op de bestrating
dermate aan te passen dat het bijna van kwade wil is als men dat niet ziet. Men heeft die
pijlen uitgebroken, en men heeft die vervangen door grote pijlen die 3x zo groot zijn. Men
heeft er dan van die lange volle lijnen aan vastgemaakt. Men heeft heel veel moeite ge-
daan om vooral die circulatiewegen goed aan te duiden. Hij moet even teruggrijpen naar
het opzet van het Rondplein bij de heraanleg, nl. er een multifunctioneel plein aan te leg-
gen. Een plein waar men een heel deel van de tijd kan parkeren, maar waar men ook een
dorpsplein heeft dat kan gebruikt worden om 2 markten te laten doorgaan, om Molse fees-
ten te laten doorgaan, om te feesten, … Een plein dat architecturaal toonbaar moet zijn.
Dat was het opzet. Als men morgen dat plein echt wil inrichten als een duidelijke parking,
moet men dat grondig herbekijken. Hij vindt dat persoonlijk zonde. Dan zou men bv. de
parkeerplaatsen voor mindervaliden blauw moeten schilderen, en men zou veel meer bor-
den moeten plaatsen. Borden die men dan ook niet meer kan verwijderen voor een markt
of voor de jaarmarkt. Het is een beetje aanvaarden dat men hier inderdaad met een plein
zit dat men gebruikt om te parkeren, maar dat men daarnaast ook voor andere zaken wil
gebruiken, en dat men toch als een centrumparking toonbaar wil houden. Als men dat gaat
inrichten als een randparking, krijgt men een andere aanblik. Maar hij vreest dat men toch
een aanblik krijgt die wat ergernis opwekt bij de burger. Het is een architecturale keuze die
hier gemaakt is. Hij deelt de mening van het raadslid dat men misschien bijkomend moet
sensibiliseren, maar men gaat dat niet met borden doen. Hij zal bekijken hoe men dat nog
bijkomend kan sensibiliseren via het informatieblad e.d., maar hij vindt dat men het opzet
geen schade mag toebrengen.
Raadslid Belmans kan er in komen in wat de schepen zegt, maar zij denkt dat op bepaalde
plaatsen op de grond aangeven ‘verboden te parkeren’ toch duidelijk is.
Schepen Schoofs merkt op dat dit het verschil is met het verkeersreglement. Men kan dat
inderdaad doen, maar als men het verkeersreglement 100 % afdwingbaar wil maken, moet
men daar borden plaatsen. Maar dan heeft men daar binnen de kortste keren een bos van
borden, en dat zou hij willen vermijden. Men zal onderzoeken of men dat nog bijkomend
kan sensibiliseren.
Onderscheid bijscholing - opleiding (Mia Belmans)
Raadslid Belmans (N-VA) heeft in het verslag van het college van burgemeester en schepe-
nen van 21-01-2015 gelezen dat de betaling van een opleiding, nl. bachelor na bachelor,
werd goedgekeurd. Zij had toen direct de reactie dat de gemeente toch zo geen opleiding
kan betalen. Vorming zeker en vast wel, en ook bijscholing tot op een bepaalde hoogte.
Wat zijn de regels hierrond? Als dit wordt goedgekeurd, hoe zit het dan met de vervoers-
kosten?
Schepen Deckx (sp.a) antwoordt dat dit een zeer specifieke regeling is voor het onderwijs.
Dat is ook een opleiding die heel specifiek is voor het buitengewoon onderwijs. Men kan als
inrichtende macht de mensen niet verplichten om die bachelor na bachelor buitengewoon
onderwijs te halen, maar men kan dat wel vragen. Men neemt dat ook op in de aanstel-
lingsvoorwaarden. Er zijn momenten dat men geen keuze meer heeft, dat men moet kiezen
voor iemand die deze opleiding niet gevolgd heeft, maar al wel andere pedagogische diplo-
ma’s. Op dat vraagt men nog altijd aan die mensen om zich verder - specifiek
voor het buitengewoon onderwijs - te bekwamen, omdat men wil dat de kwaliteit van dat
onderwijs subliem is. Men vraagt dat aan die mensen vanuit de inrichtende macht, en van-
daar dat men dat ook financiert met de middelen die men voor vorming krijgt van het de-
partement onderwijs uit Brussel. Voor alle duidelijkheid, dat komt niet uit de gemeentekas.
Men krijgt dat van het departement onderwijs ter beschikking om het onderwijzend en an-
der kaderpersoneel opleidingen en vormingen te laten volgen. Daarmee wordt dat gefinan-
cierd. Men kan dat ook voor niets anders aanwenden dan voor opleiding en vorming. Deze
specifieke opleiding kost ongeveer 200 euro en die wordt alleen terugbetaald aan de per-
soon in kwestie als die ook wel degelijk het diploma behaalt. Dat is een voorwaarde. Ver-
voerkosten worden daar ook mee ingerekend. Maar het gaat hier over een zeer specifieke
zaak voor deze vorm van onderwijs.
Retributie voor de vreemdelingen (Andre Verbeke)
Raadslid Verbeke (N-VA) zegt dat op vrijdag 16 januari 2015 de ministerraad een KB goed-
gekeurd heeft over retributie voor verblijfsaanvragen. Dat is een retributie die in heel veel
landen bestaat. Het bestaat in Nederland, in Duitsland, in Frankrijk, ... België was daar
nog een uitzondering op. Het is een heffing voor vreemdelingen die een verblijfsaanvraag
indienen, een soort billijke vergoeding voor de administratieve onkosten die voortvloeien uit
de behandeling van dat dossier. Een aantal kwetsbare groepen moeten dat niet betalen: de
kandidaat vluchtelingen, de niet begeleide minderjarigen en de vreemdelingen die om drin-
gende medische redenen een regularisatieaanvraag doen. De wet heeft volgens hem de
bedoeling om mensen te onderscheiden die echt nood hebben aan opvang, van mensen die
hier een aanvraag doen omdat het allemaal gratis is. De retributie voor een aanvraag tot
gezinshereniging en een verblijf als student bedraagt 160 euro per persoon. Voor arbeids-
migranten en regularisaties bedraagt dit 215 euro per persoon. Minderjarigen worden vrij-
gesteld. Voor de specifieke categorie van langdurig ingezetenen bedraagt dit 60 euro per
persoon. Er is een probleem van mensen die een asielaanvraag doen en die aanvraag
wordt geweigerd. Die gaan in beroep want het kost toch niets en de procedures blijven
maar lopen. Uiteindelijk heeft deze wetgeving de bedoeling om als men in beroep gaat en
niet tot de risicogroepen behoort, men dat zelf moet betalen. De N-VA-fractie vindt dat het
niet de bedoeling kan zijn dat het OCMW of andere sociale diensten die vergoeding voor die
mensen gaat betalen. De doelstelling van die wetgeving zou daardoor helemaal onderuit
gehaald worden. Het is ook belangrijk dat daar een heldere communicatie over gevoerd
wordt. Dat zal mogelijk een ontradingseffect hebben. Ideaal zou zijn dat over heel
Vlaanderen dezelfde regels zouden worden toegepast. De fiscus heeft berekend dat dit 9
miljoen euro op jaarbasis kan opbrengen. Dat geld zou dan terugvloeien naar de diensten
van Asiel en Migratie. Is hier al over nagedacht binnen de gemeente? Zo ja, is daar al een
standpunt over ingenomen? Zo nee, is het de bedoeling om daar afspraken over te maken?
Schepen Caeyers (CD&V) antwoordt dat het raadslid correct verwijst naar het KB van 16
januari. De teksten werden bezorgd op 20 februari, dus vers van de pers. Een aantal cate-
gorieën moeten het wel betalen, maar ook heel wat categorieën moeten het niet betalen.
Hij moet niet verhelen dat daar de zwakste categorieën in zitten, en dat vindt hij een goede
keuze. Daarmee gaat men zeker al een groot deel van de problematiek ondervangen. De
niet begeleide minderjarigen, de vluchtelingen en de mensen van LOI vallen daar niet on-
der. Alle EU-onderdanen vallen er evenmin onder en dat is wel een grote groep. Voor de
dienst zal het niet zo heel veel uitmaken. Van al het werk dat men doet en men retributies
gaat heffen, is hetgeen wat nu voorligt toch maar een kleiner deel. Dit zal wel van toepas-
sing zijn voor bv. de onderzoekers die werkzaam zijn op Vito of SCK. Die zullen dit wel
moeten betalen. Ook studenten, de hoog gekwalificeerden, de humanitaire regularisatie.
Het lijkt hem eerder logisch dat het OCMW daar niet in tussenkomt, maar zoals steeds be-
staat er in België het recht dat iemand een hulpvraag stelt aan het OCMW. Als iemand die
vraag stelt zal die in eer en geweten afgewogen worden door de 6 raadsleden van het Co-
mité Sociale Dienst. Hij gaat er vanuit dat een zeer hoog percentage van de gevallen, gelet
op het feit dat de afwegingen al gemaakt zijn, waarschijnlijk niet zal goedgekeurd worden.
Hij stelt voor dat men dat verder bekijkt op het OCMW. De steun van een sociale dienst be-
staat niet binnen de gemeente Mol. Een steunaanvraag kan alleen bij het OCMW gebeuren
en men is wettelijk verplicht om die in overweging te nemen. Op 2 maart start dit systeem
en de diensten zijn er klaar voor. Als men niets betaalt krijgt men een ‘bijlage 42 onont -
vankelijk’, dan stopt het verhaal helemaal. Als ze een klein beetje betalen krijgen ze een
‘bijlage 43’ en hebben ze nog 30 dagen tijd om bij te betalen. Uiteraard moeten de mensen
niet zelf betalen, het mag ook betaald worden door vrienden, … Het is wel een belangrijk
dossier, maar er vallen nog niet zo heel veel dossiers onder, het is maar een stukje van het
verhaal.
Gelieve het beleid i.v.m. de bladkorven bij te stellen a.u.b. (Koen Dillen)
Raadslid Dillen (N-VA) deelt mee dat het de eerste keer was dat dit werd uitbesteed aan
een externe firma. Vroeger werd het altijd gedaan door het eigen personeel en toen waren
er heel weinig klachten. Hij denkt dat het personeel dat op de groendienst werkt zeer goed
functioneert. Dit jaar werden de korven te laat geplaatst. Ze werden te weinig leeg ge-
maakt, slechts 1 week op 3. Er was ook een reglement dat er geen eigen korven mochten
gezet worden, zodat er heel wat hopen ontstonden. De bladkorven werden pas wegge-
haald na nieuwjaar. Nadien kwam er nog een brief van de gemeente voor mensen van 9
straten. Het was een redelijk boze brief van het gemeentebestuur waarin gevraagd werd
om de verdwenen bladkorf terug te zetten en dan zou er niets gebeuren. Hij heeft daar
heel wat negatieve reacties op gekregen van bewoners van die 6 straten. Hij heeft zelf 1
korf gevonden. Die was niet gestolen, maar lag in de Schooldreef in de gracht. Hij had die
daar al weken zien liggen, maar hij dacht dat dit een persoonlijke korf van 1 van de be-
woners was die deze daar gedumpt had omdat die niet mocht gebruikt worden. Hij denkt
dat men op het einde van het seizoen aan een evaluatie toe is. Hij heeft een aantal vragen
die men zeker in die evaluatie moet opnemen. De firma die het nu gedaan heeft, maakt die
nog kans om volgend jaar terug dat contract te hebben? Denkt men er eventueel aan om
volgend jaar alles terug in eigen regie te doen? Worden de bewoners van de betrokken
straten ook gevraagd naar een evaluatie? Kunnen de gemeenteraadsleden en de bewoners
van de betrokken straten die evaluatie ook inzien?
Schepen Van Craenendonck (CD&V) merkt op dat dit heel andere vragen zijn.
Raadslid Dillen zegt dat hij geen antwoord vraagt op al die vragen, maar hij vindt het be-
langrijke items die meegenomen moeten worden in de evaluatie.
Schepen Van Craenendonck stelt dat hij de vragen genoteerd heeft. Hij is blij dat deze
soap maar 3 maanden duurt, want er zijn soaps die veel langer duren. De bladkorven wor-
den ieder jaar op 15 oktober geplaatst. Het personeel doet zijn uiterste best om die zo snel
mogelijk uit te zetten, te registeren en op plan te zetten, maar dat duurt een tijdje. Met het
terug ophalen van de bladkorven gebeurt dat precies hetzelfde. Voor het opruimen van de
bladkorven stond in het bestek dat dit binnen 7 tot 10 dagen moest gebeuren. Dat is niet
altijd gelukt. Men is niet echt tevreden over de firma die dit jaar de bladkorven moest
ledigen, maar men heeft het bestek aangepast zodat de bladkorven iedere week moeten
leeggemaakt worden. Er zijn 48 vragen binnengekomen van bewoners. Die worden korte-
lings geëvalueerd, samen met de communicatieambtenaar.
Op de vraag van het raadslid of men die evaluatie kan inkijken, antwoordt schepen Van
Craenendonck dat die sowieso eerst het college van burgemeester en schepenen besproken
wordt.
Raadslid Vangheel (N-VA) merkt op dat in het reglement staat dat die bladkorven beurte-
lings links en rechts van de baan gezet worden. Als alle bomen aan 1 kant van de straat
staan, is het dan niet mogelijk om die korven aan 1 kant van die straat te zetten?
Schepen Van Craenendonck antwoordt dat de bladkorven dan aan 1 kant van de straat ge-
plaatst worden, alleen waar bewoning is. Wat de vraag over de brieven betreft, antwoordt
hij dat de bladkorven allemaal genummerd werden. Alleen de bewoners van de straten
waar er bladkorven verdwenen waren, hebben een brief gekregen. Men heeft de bewoners
van die straat beleefd gevraagd als ze een bladkorf vonden of als ze er een hadden, om die
terug te plaatsen. Men heeft zo 3 bladkorven teruggevonden.
Ban de verkoop van alcohol aan jongeren (Koen Dillen)
Raadslid Dillen (N-VA) wenst even de gevolgen schetsen van het gebruik van alcohol door
jongeren. Dat gaat wel enkele minuten in beslag nemen, maar hij denkt dat het toch wel
belangrijk is om dit te weten vooraleer hij zijn vraag stelt. Alcohol is een sociaal aanvaarde
en een legale drug. Het wordt meestal bekeken als zijnde onschuldig en de meeste mensen
drinken dat dan ook op een gecontroleerde manier, bv. max. 2 glazen per dag. Er moet
een zeer belangrijke kanttekening bij jongeren worden gemaakt. Jongeren reageren veel
sneller op alcohol dan volwassenen. Dat komt omdat zij nog in de groeifase zijn, en de her-
senen groeien tot 23 jaar. De lever is kleiner, waardoor er een tragere afbraak van de alco-
hol gebeurt in het bloed. Bij meisjes gebeurt de afbraak nog trager dan bij jongens. Men
merkt lichamelijke, psychische en sociale gevolgen van het alcoholgebruik en -misbruik bij
jongeren. De gegevens die hij nu gaat geven zijn wetenschappelijk bewezen feiten. Ten
eerste heeft men de lichamelijke gevolgen. Er is een vertraagde ontwikkeling van de herse-
nen, geheugenproblemen, verminderen van redeneringsvermogen, concentratiestoornissen,
dalen van schoolresultaten en vertraging van de hersengeleiding. Op termijn is er zelfs bij
overmatig en langdurig gebruik een verlies van hersencellen met het inkrimpen van de her-
senen. Men ziet bij jongeren die te veel alcohol gebruiken ook meer leverstoornissen vast.
Men stelt ook verstoring van de hormonenbalansen, o.a. botontkalking en menstruatiestoor-
nissen. Men ziet het verminderen van het reactievermogen en gangproblemen. Dat is een
gevolg van de vergiftiging van de kleine hersenen. Ernstiger is het als men komt tot ver-
wardheid, verminderd bewustzijn, bewusteloosheid en coma. Die black-outs zijn onomkeer-
baar en vormen een onomkeerbare klap voor de hersenen. En dan het extreme, wat men
de laatste tijd toch wel meer ziet, is de echte alcoholvergiftiging. Die kan leiden tot adem-
halingsstilstand en hartstilstand door aantasting van de hersenstam. Dit risico ontstaat
vooral bij binge-drinken of coma-zuipen. Wekelijks komen er in Vlaanderen 45 jongeren op
de dienst spoed terecht met zo’n alcoholvergiftiging. Geregeld laat er iemand het leven bij.
Zeker als er een combinatie is met inname van illegale drugs. Verder heeft men natuurlijk
ook de aantasting van de hersenen vooraan, wat leidt tot impulscontroleverlies en agressie.
Hij denkt hier aan familiale problemen, caféruzies, hooliganisme. Dat leidt ook tot daling
van de intellectuele mogelijkheden. Wat wetenschappelijke bewezen is, is dat het starten
van drinken voor 16 jaar, leidt tot een sterk verhoogd voorkomen van alcoholproblemen op
volwassen leeftijd. Als men pas begint op 18 jaar heeft men zelden problemen met het
gebruik van alcohol. Dat is volgens hem heel belangrijk om te weten. Ten tweede zijn er
de psychische gevolgen. Jongeren drinken vooral om zich beter te voelen, om er bij te ho-
ren. Zij zitten dan dikwijls in de puberteit. Ze voelen zich zelf niet goed, ze hebben pro-
blemen met zichzelf, ze drinken en dan voelen ze zich veel beter. Het probleem is dat dit
op termijn kan leiden tot depressie. Men ziet bij jongeren die veel alcohol gebruiken veel
meer depressie dan bij andere jongeren. Er is een toename van angst, er is een toename
van agressie en impulsiviteit, want het heeft een ontremmend effect. Vergeetachtigheid,
doorslaapstoornissen, ... Jongeren die te veel drinken worden om 3 uur wakker en kunnen
in de les niet meer volgen omdat ze te moe zijn. In extreme gevallen ziet men het ontstaan
van psychose. D.w.z. verlies van realiteit, in een andere wereld leven. Het plots stoppen
van alcohol kan een delirium opwekken met geregeld de dood tot gevolg. Naast de licha-
melijke en psychische gevolgen zijn er ook nog de sociale gevolgen. Het is plezant om te
drinken, zeker als men 15 of 16 jaar is, maar op termijn werkt dat eigenlijk remmend.
D.w.z. dat mensen een gevoel gaan krijgen dat ze hem/haar als drinker zien. Op termijn,
bij te veel drinken, gaat iedereen zijn vrienden en ook een deel van de familie verliezen, en
de drink-vrienden blijven over. Er komen problemen op het werk of bij de studie. Er ko-
men eventueel gerechtelijke problemen en financiële problemen. Dat is natuurlijk allemaal
heel negatief voorgesteld, maar dat zijn echt wel de gevolgen van het gebruik van alcohol
bij jongeren. Hij denkt dat een gemeentebestuur een taak heeft om die problemen te voor-
komen. Daarom wil hij namens de N-VA-fractie een voorstel doen: samenkomsten organi-
seren met geïnteresseerde raadsleden, met ambtenaren van Welzijn en Gezondheid, met de
politie en met specialisten alcoholpreventie om een beleidsplan op te stellen. Dat beleids-
plan zou 2 doelgroepen moeten hebben. Ten eerste de jongeren en hun ouders. Ten
tweede de drankverkopers. Voor de jongeren en hun ouders moet er een sensibiliserings-
campagne komen, over het niet starten met alcohol op jonge leeftijd. Voor de tweede
doelgroep, zijnde de drankverkopers, moet er een zeer belangrijk plan komen, bestaande
uit 3 delen. Ten eerste het uitleggen van deze gevolgen van alcoholgebruik of -misbruik bij
jongeren. Ten tweede hen wijzen op hun verantwoordelijkheid die ze hebben bij het ont-
staan van deze problemen, en de nadruk er op leggen dat zij het paspoort vragen van de
jongeren als ze alcohol komen kopen. Ten derde zou men een plan moeten opmaken voor
het geval er een inbreuk is op dit plan. D.w.z. dat de verkopers een financiële boete zou-
den moeten kunnen krijgen, afhankelijk van het feit of het de eerste, de tweede of de derde
keer is dat ze betrapt worden. Dat ze op termijn zelfs een tijdelijke of definitieve sluiting
van de zaak kunnen opgelegd krijgen. Dat was het plan van sensibilisering tot bestraffing.
De burgemeester denkt dat de analyse van het raadslid door iedereen zal onderschreven
worden. Als hij met het laatste punt mag beginnen, de sanctionering, dat is zeer een-
voudig. Daar moet men geen plan voor opstellen, daar bestaat federale wetgeving over.
Uit de uiteenzetting van het raadslid blijkt dat dit ook wettelijk is opgenomen. Tot eind
2009 begin 2010, was gans de regeling over het gebruik van alcohol bij jongeren, bij min-
derjarigen, in de wetgeving over de beteugeling op de dronkenschap en het verkopen van
sterke drank opgenomen. Nu is dat opgenomen, en dat sluit aan bij de toelichting van het
raadslid, in de wet die de bepalingen inzake de gezondheid inhoudt. Specifiek de wetgeving
betreffende de gezondheid van de gebruiker op het stuk van de voedingsmiddelen en de
andere producten. De regelgeving voor de verkopers van dranken, al dan niet sterke of ge-
giste dranken, is gewoon opgenomen in de federale wetgeving. Aan de sanctionering kan
men niets doen. Men heeft dat laten nakijken door de juriste. Er zijn ooit steden en ge-
meenten geweest die gepoogd hebben om andere of bijkomende sancties op te leggen en
die zijn allemaal door de Raad van State teruggefloten. Het meest recente arrest daarin
dateert van 25 september 2014. Wat dat betreft is het heel duidelijk dat men daar als ge-
meente niets voor moet gaan uitvinden. Iedereen die sterke drank verkoopt moet daar ook
een vergunning voor hebben. Hij neemt aan dat de verkopers de wetgeving over de sector
waarin zij actief zijn minstens moeten kennen. Wat sanctionering betreft is het verhaal heel
kort, daar is het nl. wat de wet oplegt. Wat de preventie betreft, dat is een heel ander ver-
haal. Men heeft de laatste weken kunnen lezen dat er jongeren zijn die zich op een nogal
onverantwoorde manier aan drankgebruik bezondigen, met alle gevolgen van dien. Hij stelt
voor het intern te bekijken om te zien wat men er eventueel aan kan doen. Hij heeft ook
overlegd gepleegd met de korpschef, maar het is absoluut niet uitgebouwd. Het is een
perceptie dat de handelaars hier in onze gemeente daar toch wel op letten. Dat is ook een
stuk het gevolg van acties die er in het verleden zijn gebeurd. Bij de Examenuitblaas wordt
er bv. telkens een schrijven gericht aan elke drankverkoper met het uitdrukkelijk verzoek
zeer nauwlettend toe te zien wie er met wat buiten ging. Dat werd zeer goed opgevolgd.
De ervaring die de politie heeft is dat dit ook op andere momenten gebeurt. Er zijn getui-
genissen van mensen die vaststellen dat jongeren regelmatig worden teruggestuurd met
iets dat zij niet mogen hebben. Dit is wellicht niet sluitend, maar er is niets sluitend. Hij
denkt dat men vooral moet nadenken over preventie. Men kan natuurlijk altijd nog eens
verwijzen naar die wetgeving, maar hij neemt aan dat die mensen die wetgeving ook ken-
nen en weten wat er aan hun vergunning vasthangt. Zij kunnen die uiteraard verliezen in-
dien zij die wetgeving niet volgen. Maar men kan daar geen extra sanctie aan toevoegen.
Wat het preventieve betreft, vraagt hij het raadslid het college de kans te geven om na te
kijken hoe men in overleg met jeugddienst, jeugdraad, lokale economie, politie, gemeente-
raad, … iets zou kunnen ontwikkelen om d at terug in de ‘picture’ te brengen.
Raadslid Dillen weet dat die wetgeving bij Gezondheid zit. Het is daarom dat hij gevraagd
heeft dat mensen van Gezondheid en Welzijn in die groep aanwezig zouden zijn als men er-
over spreekt. Die sanctionering is inderdaad in wetgeving gegoten. Alles wat hij hier
schrijft of verteld heeft, staat in die wetgeving. Het probleem is dat dit geen prioriteit is
voor de overheid op dit moment. Hij wil hiermee zeggen dat men er een prioriteit van moet
maken. Men moet proberen om mensen die aan jongeren drank verkopen daarop te pak-
ken. Hij heeft het op verschillende plaatsen nagevraagd. Er is 1 grootwarenhuis in het centrum
waar het inderdaad gevraagd wordt, maar verder heeft hij nergens gehoord dat men
een paspoort vraagt aan jongeren die alcohol kopen. Het gaat voor hem over die prioriteit.
Alles staat in de wetten, maar ze worden weinig of te weinig toegepast.
De burgemeester wenst hier niet het proces van bepaalde winkels te maken. Hij denkt dat
men dit een stuk vanuit het verhaal van aandacht vragen voor die problematiek kan doen.
Hoe men dat doet, of dat nu informatief is of iets anders, vraagt hij aan het raadslid de
kans om het eens te bekijken. Uiteindelijk heeft de gemeente er verantwoordelijkheid in te
dragen, maar ook de politie en ook de winkeliers. Maar er zijn ook nog andere verantwoor-
delijken, nl. de ouders zelf, de mensen die een jeugdvereniging leiden, ... Hij stelt vast dat
nationale verbonden zoals bv. de Scouts meedelen dat ze een afsprakennota gaan maken
over het gebruik van bier of geen bier op kamp e.d. Volgens hem hebben die een heel
sterk signaal gegeven, wat aangeeft dat toch een heel belangrijke jeugdvereniging stelt dat
het voor hen een thema is. Door dat in de pers te brengen zullen er ook heel wat andere
geledingen zijn die vinden dat ook zij daar over moeten nadenken. Iedereen deelt het ver-
haal en de bezorgdheid, maar hij vraagt de tijd om te bekijken hoe men het praktisch kan
aanpakken. Hij heeft er geen enkel probleem mee om een vergadering te beleggen, maar
hij denkt dat het daarmee niet stopt. Als jongeren echt aan alcohol willen geraken, … Het
is overal te koop in verschillende sectoren, en met een omweg kan men het kopen.
Raadslid Dillen denkt dat als andere groepen zoals de Scouts zelf inzien dat er een pro-
bleem is, de gemeenten daarop moeten inspelen en initiatieven moeten nemen om de
Scouts en anderen daarin te ondersteunen, te sensibiliseren. Verder moet men er voor
zorgen dat de sanctionering gebeurt en dat de wet geen dode letter is, zoals dat nu is.
De burgemeester verduidelijkt dat een minderjarige die alcohol gebruikt in geen enkele ma-
te strafbaar is. De enige die in die wet strafbaar is, is de verkoper.
Raadslid Dillen zegt dat hij het daar over heeft. Hij heeft het over sensibilisering van de
ouders en de jongeren, en hij heeft het over bestraffing van de verkoper.
De burgemeester vraagt nogmaals de kans om te proberen dit in een ruimer kader te plaat-
sen, om te zien hoe men het meest efficiënt die boodschap kan brengen.
Is men geland met de commissie kernversterking? (Koen Dillen)
Raadslid Dillen (N-VA) meldt dat hij tijdens de vorige gemeenteraad bij de vraagstelling van
het Vlaams Belang over de leegstand ook is tussengekomen. Bij de dienst Economie van de
provincie zijn er 2 detailhandel-coaches. Die helpen op een duurzame manier het gemeen-
tebestuur bij het opmaken van een strategisch plan voor de bepaling van een kernwinkel-
gebied. Die coaches hebben de voorbije 2 jaar zeer veel expertise opgebouwd. Zij hebben
ook toegang tot de Locatus-databank, een inventaris van alle kleinhandelszaken. Er wordt
gewerkt op de ABC-manier. A is een analyse maken van hoe het nu is in de gemeente en B
is de begeleiding met het opmaken van een nieuw plan. Dat doen ze samen met het ge-
meentebestuur, met de winkeliers, met alle betrokken partners doet. C is het coördineren
van een verder beleid, samen met de Provinciale Ontwikkelingsmaatschappij (POM), de
dienst Ruimtelijke Ordening en het gemeentebestuur. Men probeert dus echt wel duurzaam
te werken. Als een gemeente bv. een vergunning moet geven voor een nieuw groot pro-
ject, maken zij simulaties om te bekijken of die winkel kans heeft om te overleven en kijken
ze naar de gevolgen voor de omgeving. Dat is een belangrijke taak die zij tot zich nemen.
Ondertussen zijn er al heel wat gemeenten die daar sterk mee samengewerkt hebben. Er
zijn 2 mogelijke contracten. Bij een korte termijn contract van 5 tot 20 dagen wordt 50 %
betaald door de gemeente en 50 % door de provincie, met een maximum van 110 euro per
uur. Alles gebeurt in overleg met het gemeentebestuur, met de handelaars en met de be-
langhebbenden. Het lange termijn contract gaat over 2 jaar. Dat is een samenwerking met
2 gemeenten. Dat is belangrijk omdat bepaalde problemen grensoverschrijdend zijn. Is
men geland met de commissie kernversterking en wat zijn de volgende stappen?
Schepen Deckx (sp.a) antwoordt dat men terug samen heeft gezeten met de werkgroep
kernversterking, zoals zij hier vorige maand al aangekondigd had. Die werkgroep is samen-
gesteld uit diverse Mollenaren die heel bekwaam zijn op hun eigen terrein. Als men die ter-
reinen bij elkaar legt, heeft men een hele mooie groep samengesteld. Ondertussen heeft
men een soort van tekst. Het is nu de bedoeling dat de schepen in huis gaat aftoetsen.
Een plan kernversterking gaat niet over 1 item, dat gaat ook over verschillende zaken die
haar bevoegdheid ver te buiten gaan. Het is haar bedoeling om eerst en vooral een verga-
dering te beleggen. De data zijn allemaal bepaald. Men heeft dus een stappenplan. Op 27
februari legt zij het plan voor aan de diensten en de andere schepenen die ook mee in het
verhaal zitten. Zij is vragende partij om ook hun opmerkingen en bedenkingen te ontvan-
gen. Zij zal het volledige plan toelichten op het schepencollege van 16 maart. Dan zal men
vervolgens daarover van gedachten wisselen op het schepencollege rond 1 april. Dan is het
tijd voor de adviesraad lokale economie. Eventueel kan men die ook openstellen voor geïn-
teresseerde gemeenteraadsleden, maar dat moet zij nog bespreken met de voorzitter. Men
kan dat desgevallend ook nog op een ander moment bespreken, maar dat moet ze nog
even aftoetsen met de voorzitter van de adviesraad. Dan is het de bedoeling dat men terug
naar de werkgroep gaat om het plan te finaliseren. Men zit intussen niet stil. Men wil eerst
de definitieve beslissing afwachten, dat lijkt haar nogal logisch, maar toch zijn er al stappen
die men zou kunnen zetten in de richting van het verwezenlijken van het plan. Er moet ook
nog bekeken worden aan welke acties men prioriteit gaat geven, want men kan ook niet
alles tegelijk doen. Hoe gaat men dat timen? Hoe gaat men dat budgetteren? Dat zal de
oefening zijn die dan gemaakt wordt. Dan gaat men volop aan de slag met dat plan. Het
raadslid heeft ook vorige keer de provincie ter sprake gebracht en al het goede dat de me-
dewerkers van de provincie kunnen doen. Zij betwist dat niet, maar zij heeft die boot des-
tijds afgehouden omdat zij dat een bijzonder kostelijke zaak vindt. Zij heeft de uren bere-
kend die men daar nu al ingestoken heeft en die men daar nog zal moeten insteken. Om te
beginnen is dat minstens een half jaar. Als zij dan ziet dat de provincie een tussenkomst
van de gemeente vraagt van 220 euro per halve dag, komt men aan een budget waar zij
hier in Mol heel wat mee gaat kunnen doen. Men overlegt met de provincie. Informeel
heeft men contact. Men kan ook in die databank Locatus. Men krijgt die feitenfiches aan-
geleverd. Als men grote projecten op stapel heeft staan, vraagt men ook advies, maar men
moet daar niets voor betalen omdat dat de mensen zijn die daar gewoon werkzaam zijn.
Zij denkt dat men optimaal gebruik maakt van hetgeen de provincie te bieden heeft. Voor-
aleer men 220 euro per halve dag betaalt, moet men eerst bekijken wat men zelf kan. Zij is
heel erg overtuigd van de kwaliteit van de werkgroep en zij is overtuigd dat men met een
heel sterk plan naar buiten kan komen. En plan dat uiteraard op dat moment nog altijd in
evolutie zal zijn en waarbij nog altijd bijsturingen mogelijk zullen zijn. Men ziet dat men
absoluut niet stil zit. Zij hoopt tegen 1 mei effectief aan de slag te kunnen gaan. De sche-
pen wil nu nog graag heel even de tijd hebben om hetgeen men verzameld heeft te delen
met de collega’s, met de gemeenteraad, met de mensen van de adviesraad lokale econo -
mie, desgevallend ook nog met de handelaarsvereniging, en dan gaat men aan de slag.
Raadslid Dillen vindt het toch een beetje spijtig. Hij twijfelt niet aan de kwaliteit van de
ambtenaren, maar als er mensen van de provincie met zo’n expertise kunnen helpen op een
cruciaal moment voor de gemeente, … Men zit met het RUP ‘centrum’ dat moet gestemd
worden, men zit met verkeersproblemen, men zit met een leegstand. Hij heeft een aantal
parameters opgesomd. Hij denkt dat men moet proberen om de best mogelijke expertise
te gebruiken, als men weet dat Mol de hoogste leegstand heeft in het arrondissement, dat
Mol de op 2 na laagste werkzaamheidsgraad heeft, dat Mol het op 3 na hoogste percentage
van werkloosheid heeft, … Als men dan probeert er mensen bij te halen die over een ex-
pertise beschikken, kan dat op termijn alleen maar positief zijn voor de gemeente en voor
de burger. Hij denkt dat de burger het recht heeft op een zo goed mogelijk plan op ter-
mijn. Hij begrijpt dat dit geen plan is dat nu klaar moet liggen, dat is iets voor op termijn.
Hij is voorstander om die mensen van de provincie uit te nodigen. Dat kost wel wat geld,
maar men is daar ook niet voltijds mee bezig hier in Mol want die zitten in tientallen andere
gemeenten. Hij denkt dat dit op termijn de burger van Mol ten goede komt.
Raadslid Deckx wil het raadslid eerst vragen om te wachten op hetgeen er nu gemaakt is.
Dat is zeker niet alleen gemaakt door ambtenaren, maar dat is vooral gemaakt en tot stand
gekomen in samenspraak met Molse burgers, die vanuit hun beroep en hun wonen in Mol
zicht hebben op zaken en die hun professionele expertise ter beschikking stellen. Moet zij
nu op vraag van het raadslid minimum 25.000 euro - om te starten - gaan uitgeven om een
resultaat te krijgen dat zij ook niet kan voorspellen? Als het raadslid zo overtuigd is van de
kwaliteit van de provincie, en die bijna heiliger dan heilig verklaart, waarom ijvert zijn partij
dan zo hard om die provincie af te schaffen? Dat zou ze dan ook wel eens willen weten.
Raadslid Dillen antwoordt dat economie een grondgebonden materie is en dat dit zeker nog
een hele tijd provinciaal zal blijven.
Schepen Deckx had liever dat de Vlaamse overheid het provinciefonds overeind gehouden
had en dan had misschien nu die professionaliteit van de provincie hier gratis kunnen aan-
geboden worden. Nu moet ze de helft tot misschien wel heel haar budget dat ze nu kan
besteden aan effectieve maatregelen in Mol, gaan uitgeven aan personeelskosten in
Antwerpen. Met dat spel speelt zij voorlopig niet mee.
Raadslid Dillen zegt dat hij ook liever had dat het provinciefonds er nog was, maar dat zijn
dingen die in Brussel beslist worden en daar kan men hier niets aan doen.
Digitale communicatie (Wendy Soeffers)
Raadslid Soeffers (N-VA) meent dat het communiceren via internet niet meer weg te den-
ken in onze hedendaagse tijd. Hoe gebeurt dit in de gemeente? Op welke manier kan men
dat efficiënter maken? Er is heel wat post, bv. via scholen, die verspreid wordt door de
gemeente. Zij heeft onlangs gezien dat de informatie over de Grabbelpas niet meer langer
via de scholen verspreid wordt, maar dat dit digitaal gebeurt. Kan men daar nog verder in
gaan? Hoe zit het met officiële documenten? Hoe kunnen die digitaal verspreid worden?
Mag dat? Kan dat? Hoe gaat de gemeente er in de toekomst mee omgaan om de burgers
via mail te bereiken? Hoe kan de burger via mail de gemeente bereiken?
Schepen Schoofs (Open Vld) antwoordt dat de gemeente wat betreft communicatie per e-
mail een voortrekkersrol te vervullen heeft en al een hele weg heeft afgelegd. Dat heeft
men te danken aan een heel goed functionerende communicatiedienst. Hij probeert een
opsomming te geven van wat men nu al per e-mail doet. Men communiceert vooral wat
het klantenmanagementsysteem (CRM) betreft, het online inschrijvingsprogramma voor de
buitenschoolse kinderopvang, het online inschrijvingsprogramma voor Grabbelpas en Swap
en de sportactiviteiten. Ook de antwoorden en de opvolging van de vragen worden maxi-
maal via mail gedaan. Als men de vraag krijgt beschikt men over het e-mailadres. Het
aankopen van de tickets voor het cultureel centrum zal in de toekomst ook volledig digitaal
worden afgehandeld via mail. Om alle communicatie via mail te doen, dat is toch nog een
stap verder die moet genomen worden. De vraag van het raadslid is om een centraal regis-
ter aan te leggen van e-mailadressen van burgers. Dat is een ideaalbeeld voor de toe-
komst, maar dat is niet direct een gemeentelijke materie, want er zijn toch nog een aantal
uitdagingen die op ons afkomen vooraleer we zo ver zijn. Eerst en vooral is er het Rijksre-
gister. Dat is sterk gereglementeerd omwille van de bescherming van de wet op de privacy.
Alleen mensen van de dienst Bevolking, van de dienst Burgerlijke Stand en van de Vreem-
delingendienst hebben toegang tot het Rijksregister en dat enkel voor welgestelde doelen.
Men kan dat dus niet zo maar raadplegen. Voor een communicatie met de burger zou men
telkens naar een bepaalde centrale databank moeten kunnen gaan kijken. Op dit moment
leent het Rijksregister zich daar nog niet voor. Met de huidige ICT-infrastructuur is dat nog
onbegonnen werk. Op termijn zouden ook de belastingen kunnen ingekohierd worden via
e-mail e.d., maar dat is nog toekomstmuziek. Vooral omdat het opzoekingswerk, het bij-
houden van de databases, … allemaal nog niet geregeld is. Ook wettelijk moet er nog wat
geregeld worden. Wat is de wettelijke draagkracht van een e-mail in alle facetten? Er is al
wel een stuk gereglementeerd, maar er valt nog een juridische weg af te leggen. Op dit
moment heeft een door de burgemeester en secretaris ondertekende brief nog altijd uitzon-
derlijke draagkracht. De conclusie is dat er op dit moment een centrale databank ont-
breekt. Dat is een initiatief dat ook genomen wordt door de overheid. Men wil alle data-
banken van de overheid, waarin alle persoonsgegevens vervat zitten, op termijn met elkaar
koppelen. Dat theoretisch concept heeft al een naam gekregen, nl. LAB (Lokale Authen-
tieke Bron). De Vlaamse overheid heeft dat conceptueel al gedefinieerd, maar de stappen
om dat effectief tot uitvoer te brengen ontbreken nog op dit moment. Hij denkt dat de
gemeente vragende partij is om daar voor een stuk in mee te gaan, maar men moet nog
even wachten op dat wetgevend kader. Dat zal wellicht nog een paar jaar in beslag nemen.
Waar het op dit moment kan, doet men al heel wat. Wat de vraag van het raadslid betreft
over de sociale media, denkt hij dat de gemeente ook daar een voortrekkersrol in heeft.
Zowel qua communicatie op Facebook als op Twitter heeft men die kanalen al uitgebouwd.
Op die manier heeft men de communicatiemix nog verruimd. Dat is een intensieve manier
om te communiceren, want die sociale media hebben als kenmerk dat men een tweerich-
tingscommunicatie krijgt en dat onmiddellijke communicatie daar wel gangbaar is. Het
gevolg is dat dit voor ons personeel een heel intensieve communicatievorm is. De burger
poneert iets, de gemeente dient daar zo snel mogelijk op te reageren, de burgers reageren
weer, … Het is een constant heen en weer gaan van berichten. Hij d enkt dat dit eigen is
aan de hedendaagse communicatie die de sociale media specifiek invullen. Dat vraagt dus
van de dienst een heel intensieve communicatieopvolging. Men merkt ook dat berichten
dadelijk in de vergeethoek belanden bij die sociale media. Er worden constant nieuwe be-
richten gespuid. Het reactievermogen van de dienst is beperkt, maar men slaagt er toch in
om vrij snel te reageren op een aantal berichten. Dat blijkt ook uit de cijfers die automa-
tisch geïnventariseerd worden en gerapporteerd worden door Facebook. De pagina’s van
de gemeente scoren zeer hoog wat bezoekersaantallen betreft, zelfs beter dan de vergelijk-
bare centrumgemeenten Geel en Turnhout. Hij denkt dat men ook wat dat betreft de trein
niet gemist heeft en dat men probeert de vinger aan de pols te houden en in te spelen op
de evoluties ter zake.
Raadslid Soeffers merkt op dat zij heel veel enveloppen van de gemeente Mol in haar brie-
venbus aantreft. Dat zijn toch ook dingen die via mail kunnen verstuurd worden. Soms ge-
beurt het ook dubbel, zowel via mail als via post. Dat is dubbel werk en dat kost ook geld.
Schepen Schoofs stelt dat de informatiedienst nooit de intentie gehad heeft om de volledige
communicatie van alle gemeentelijke diensten over te nemen. Het is belangrijk, wat exter-
ne communicatie en wat algemene communicatie betreft, dat men dat in handen heeft en
probeert te coveren. Wat specifieke gerichte communicatie betreft van brieven, uitnodigin-
gen, … dat blijft bij de verschillende entiteiten die deel ui tmaken van de gemeente. Men
heeft wel, zeker wat betreft de communicatie in tijdschriften en nieuwsbrieven, geprobeerd
daar wat uniformiteit in te brengen. Ook wat betreft websites. Men gaat ook dit jaar in de
loop van het voorjaar de volledige website van de dienst Toerisme vernieuwen. Die draait
op dit moment proef en het is de ambitie om dat bij de start van het nieuwe toeristische
seizoen online te krijgen. Men werkt nog altijd met een centrale portaalsite, waar de deel-
sites allemaal onder ressorteren. Wat dat betreft slaagt men er in om de volledige externe
communicatie te coveren. De traditionele doelgroepen communicatie, de databestanden
van de verschillende entiteiten zitten nog bij de verschillende diensten en dat zal daar ook
voor een stuk blijven. Wanneer men een centrale database (LAB) heeft die kan ontsloten
worden voor het gemeentelijk gebruik, zal men wellicht op termijn daaruit verschillende
ledenlijsten digitaal kunnen trekken. Maar dat is voorlopig toekomstmuziek.
Raadslid Soeffers meldt dat men van de scholen dikwijls heel veel post krijgt. Bv. van de
speeltuin in Den Uyt. Dat is een klein foldertje. Er zijn toch heel wat ouders die een e-
mailadres binnen de school bekend maken. Zulke dingen kunnen dan toch via mail overge-
maakt worden. Dat is maar een kleine besparing binnen de gemeente, maar ze veronder-
stelt dat er zo toch nog kunnen gedaan worden. Of is dat niet mogelijk?
Schepen Schoofs stelt dat men ook voor een stuk met de autonomie van de scholen zit.
Een school maakt de gemeente niet alleen, dat doet men met allerlei participanten zoals
ouders, leerlingen en leerkrachten. De informatiedienst kan daar suggesties doen. Men
heeft daar een heel aantal suggesties gedaan inzake digitale communicatie via de website.
De scholen hebben zich ondertussen allemaal ingeschreven in de portaalsite van de ge-
meente Mol. Men dringt er ook zeer regelmatig op aan om zo veel mogelijk over te schake-
len naar digitale communicatie, maar men moet hierin ook een stuk de autonomie van de
scholen respecteren.
Platanen in de Slachthuisstraat (Jan Vangheel)
Raadslid Vangheel (N-VA) meldt dat er in de Slachthuisstraat nog 6 platanen staan. Dat zijn
ondertussen grote bomen geworden met een omtrek van 140 cm. Ondertussen duwen die
elk jaar met hun wortels de wegrand, de rioolputten en de opritten omhoog. Die staan er
ook een beetje ongelukkig, nl. op de plaats waar de oprit op de straat komt. Is het niet
mogelijk om deze bomen te verwijderen? Desnoods mogen ze vervangen worden door klei-
nere bomen (zoals die van de Braambessenstraat) maar dan wel mits 1 meter op te schui-
ven. Ook zou het wenselijk zijn om dan ook de straat en de rioolputten te herstellen; zodat
het water terug vlot kan weglopen.
Schepen Van Craenendonck (CD&V) antwoordt dat men in de Slachthuisstraat een bevra-
ging gedaan heeft bij de bewoners om die platanen te verwijderen met een nieuwe aan-
plant door de ganse straat. 62 % van de bewoners van de Slachthuisstraat heeft negatief
geadviseerd. D.w.z. dat men probeert om die platanen te bewaren.
Raadslid Vangheel deelt mee dat die negatief geadviseerd hebben tegen een nieuwe aan-
plant, maar niet tegen het verwijderen van deze bomen.
Schepen Van Craenendonck verduidelijkt dat indien men vergunning wil verkrijgen voor het
verwijderen van de huidige bomen, men toch een nieuwe aanplant zal moeten doen. Men
wil proberen om de huidige bomen te redden met het doorkappen van de wortels en men
wil die borduurs en de aflopen herstellen. Als dit niet kan, zullen de bomen verwijderd
moeten worden.
Raadslid Vangheel deelt mee dat er in de Arendstraat een gelijkaardige situatie bestaat.
Schepen Van Craenendonck antwoordt dat hij samen met schepen Schoofs bezig is met het
opmaken van een globaal plan om alles in een inventaris op te nemen.
QR-code bij de bushaltes (Jan Vangheel)
Raadslid Vangheel (N-VA) deelt mee dat als je in de stad aan een bushalte komt, daar een
QR-code staat die men kan scannen. Zo kan men direct zien hoelang het nog duurt voor-
aleer de volgende bussen komen. Hier in Mol gaat dat niet. Hier moet je dan uw browser
open doen, vervolgens intypen “ mijnlijn.be/haltenummer“ wat toch minder makkelijk is dan
een QR-code te scannen. Hij heeft ondertussen gezien dat in het centrum die QR-code wel
aan de bushaltes hangt. Kan men die QR-code niet aan alle bushaltes voorzien?
Schepen Vanhoof (sp.a) denkt dat dit een terechte opmerking is. N.a.v. de vraag van het
raadslid heeft men contact opgenomen met De Lijn. Daar heeft men gezegd dat men in
augustus in alle bushaltes van Mol die QR-codes had gehangen. De Lijn heeft gevraagd om
indien er haltes zijn waar nog geen QR-code hangt, hen dat te laten weten. In principe zou
er dus overal zo’n code moeten ha ngen. Het raadslid heeft blijkbaar al enkele haltes gezien
waar geen code hangt. Hij stelt voor om die haltes op te lijsten en over te maken aan De
Lijn.
Raadslid Vangheel denkt dat in de gehuchten, waar alleen een paal staat en geen bushokje
aanwezig is, er geen QR-code hangt.
Schepen Vanhoof antwoordt dat dit inderdaad zo kan zijn. In de bushokjes hangt de code
volgens hem overal. Wat die palen betreft, zal hij zelf navragen of er daar ook kunnen ge-
plaatst worden.
Raadslid Vangheel deelt mee dat op de Turnhoutsebaan die QR-codes wel aan de palen
hangen, maar in de zijstraten waar hier en daar een bushalte is, hangen er geen codes.
Schepen Vanhoof stelt voor een goede inventaris op te maken en die door te sturen naar
De Lijn.
Waar bleef het huisvuil van 829 gezinnen? (Jan Vangheel)
Raadslid Vangheel (N-VA) deelt mee dat zijn fractie het goed vindt dat de gemeente einde-
lijk werk maakt van de vraag waar deze mensen met hun huisvuil blijven. Had men hier
niet beter die enquête verplicht en niet anoniem gemaakt? Zij die hun vuil ergens sluikstor-
ten zullen waarschijnlijk ook niet reageren op deze enquête. Zijn er eigenlijk veel antwoor-
den binnen gekomen?
Schepen Van Rompaey (CD&V) antwoordt dat in het eerste ontwerp de vragenlijst op naam
was opgesteld. Men heeft toen in samenspraak met de informatiedienst zich de vraag ge-
steld wat men met deze vragenlijst wou bereiken. Men wou bereiken dat men informatie
zou verkrijgen van al die mensen over wat zij met hun huisvuil doen. Misschien zijn er re-
denen voor waarom zij 0 kg meegeven. De eerste betrachting is om van hen te leren hoe
zij daar dan mee omgaan. Voor de gemeente is het van belang dat men die informatie
massaal binnen krijgt en dat men op basis daarvan, binnen het college en binnen deze ge-
meenteraad, verder kan nadenken over hoe men daar verder mee om moet gaan, en of
men op basis van die feiten het afvalbeleid wel of niet moet bijsturen. Dat is de vraag die
vandaag op tafel ligt. Hij denkt niet dat men dat verplicht kan maken, dus heeft men maar
1 kans om veel formulieren terug te krijgen, nl. door het anoniem te doen. Dat heeft blijk-
baar gewerkt. Zijn persoonlijke inschatting was dat indien men op deze enquête tussen 10
en 30 % respons zou krijgen, dat goed zou zijn. Men zit vandaag op 390 antwoorden + 50
telefonische contacten met de diensten n.a.v. die enquête. Er wordt dus massaal gerea-
geerd. Men gaat nog even afwachten en dan zal men al die antwoorden inventariseren en
dan komt men daar later op terug. Wat men daar nu exact wel of niet mee gaat doen, zo-
als het raadslid suggereert in zijn vraag, kan hij vandaag niet zeggen. Men moet eerst zien
welke informatie de mensen aanbrengen en dan kan men de volgende stappen bepalen.
Raadslid Vangheel zegt dat de gemeente nu over zo veel adressen beschikt van mensen die
geen vuilbak buiten zetten. Die zullen misschien wel een perfecte reden hebben, maar mis-
schien is voor een deel ervan wel sprake van domicilie fraude. Mensen die een huis huren
om daar hun domicilie te zetten en zo meer van de ene of de andere kas te kunnen trek-
ken. Worden die adressen ook doorgegeven aan het OCMW en de RVA om dat na te gaan?
Schepen Van Rompaey herhaalt wat hij zojuist gezegd heeft. Laat ons eerst kennis nemen
van de resultaten van die enquête. Hij heeft die zelf nog niet gezien, maar hij hoort van de
dienst dat er heel veel mensen wel met een zinnige uitleg komen. Laat ons eerst daar ken-
nis van nemen vooraleer men gelijk wat in gelijk welke richting gaat doen.